FAQ

Wat is basis en verdieping?

Alle leerlingen die 1A of 2A volgen, krijgen alle basisleerplandoelen aangereikt. Wie extra uitgedaagd wil worden, kan kiezen voor verdieping. Die verdieping komt er door een hoger lestempo, een abstractere vraagstelling, complexere oefeningen of door extra doelstellingen die in een paar leerplannen van de algemene vorming opgenomen zijn. De keuze voor verdieping is een keuze die gemaakt wordt bij inschrijving en die de klassamenstelling bepaalt. De keuze voor basis en verdieping sluit geen talentpakketten uit en legt geen beperking op voor het tweede jaar.  

Moeten de taalvakken aan belang inleveren?

In de lessentabellen zien we vanaf september 2019 vakken als ’Engels’ en ’mens en samenleving’ verschijnen. Nederlands krijgt nog 4 uur per week en Frans 3 uur. Nochtans ontkent niemand het belang van de vakken Nederlands (onze moedertaal) en Frans (onze tweede taal én de taal van onze dichte zuiderburen). Verdwijnen deze talen binnen de modernisering zomaar naar de achtergrond, ook in De Keiwijzer?  

Nee, we gaan voor een sterk talenonderwijs, ook binnen de nieuwe lessentabellen. Eerst en vooral werd het leerplan Nederlands ontstoft en zijn de nieuwe leerplandoelen minstens even ambitieus: een uur minder Nederlands hoeft dus geen inlevering te betekenen. We bieden daarenboven in het talentpakket ‘taal, cultuur & media’ extra uitdaging voor de leerlingen die met taal willen spelen, ervan willen proeven, ze willen voelen en ruiken…  

Ook Frans wordt niet zomaar van de kaart geveegd: het dalend aantal lesuren vangen we op door sterk in te zetten op CLIL. De leerlingen uit de A-stroom krijgen in onze eerstegraadsschool allemaal de kans om 2 lesuren per week (1u aardrijkskunde en 1u techniek) in het Frans i.p.v. het Nederlands te volgen. Op die manier leren ze de taal van onze buren op een andere manier en wordt hun vocabulaire snel en sterk uitgebouwd. Na enkele jaren gaan ze zelfs nadenken in de vreemde taal, wat ontegensprekelijk een grote leerwinst betekent. We trekken daarom CLIL door naar het tweede leerjaar A (eveneens 3 uur per week: 1u aardrijkskunde en 2u geschiedenis), en ook de bovenbouwscholen plannen de verdere uitrol van het CLIL-verhaal in Poperinge. 

Wat met het samenzetten van leerlingen en het abstractieniveau?

In het 1ste leerjaar B starten we met co-teaching op: binnen enkele vakken van de algemene vorming (wiskunde en maatschappelijke vorming) zetten we de leerlingen zelfstandig aan het werk, de leerkracht staat als een echte coach naast de leerlingen.  
Het coteachen bevordert de motivatie bij de leerlingen van de B-stroom. Het grote voordeel is dat we veel beter kunnen inspelen op verschillen tussen de leerlingen en meer aandacht kunnen geven aan wie het nodig heeft. 

Wat is het verschil tussen talentpakketten en basisopties?

In het eerste jaar kiezen onze leerlingen twee pakketten: hun talentpakket. Enkel wie in 1A kiest voor Latijn, maakt geen tweede keuze. Voor de talentpakketten bestaan geen leerplannen: ze zijn bedoeld om te ontdekken en te proeven. Het talentpakket loopt gedurende het ganse schooljaar door (2 x 2 uur per week of Latijn 4 uur per week). In 2A wordt één basisoptie gekozen (5 uur per week), in 2B kiest de leerling 2 basisopties (elk 5 uur per week). Voor de basisopties bestaan wel leerplandoelen. De talentpakketten wijzen dus de weg naar de basisopties, de basisopties op hun beurt naar een passend domein in de bovenbouw.

Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen de STEM-pakketten?

Binnen de modernisering zijn twee STEM-basisopties voorzien: STEM-technieken en STEM-wetenschappen. In beide basisopties staat STEM centraal: de componenten ‘science, technology, engineering & mathematics’ komen evenwaardig aan bod en gaan met elkaar in interactie. In STEM-wetenschappen gaat veel aandacht naar de interactie tussen onderzoeken en ontwerpen om een prototype te realiseren. In STEM-technieken gaat veel aandacht naar de interactie tussen het ontwerpproces en het realisatieproces om te komen tot een functionerend systeem of proces.

Illustratie van het onderscheid tussen beide basisopties aan de hand van een probleemstelling en de manier waarop dat probleem kan benaderd worden in beide basisopties. Probleemstelling: hoe maak je zo efficiënt mogelijk een tol (beyblade) die een bepaalde doelgroep aanspreekt?

STEM-techniekenSTEM-wetenschappen

Vanuit een prototype komen tot iets dat geproduceerd kan worden

  • Opstellen van een productieplan (vb. productievolgorde…)
  • Welke elementen en eventuele halffabricatenkopen we aan?
  • Welke productietechnieken passen we toe?
  • Hoe staat de materiaalkeuze in verband met de productiewijze?
  • Opstellen en opvolgen van kwaliteitsvereisten

Onderzoeken welke verschillende parameters een rol spelen in de snelheid en beweeglijkheid van de tol:

materiaal; zwaartepunt; vorm; overbrenging; gewicht; wrijving; 

Het eindproduct producerenEen prototype maken

Reflecteren

  • over hoe het productieplan verbeterd kan worden (op vlak van veiligheid, kwaliteit, efficiëntie, milieu, kostprijs,…)
  • over welke aanpassingen dienen te gebeuren aan het productieproces en het product.

Reflecteren

  • over hoe het ontwerp ver

Brengen de verplaatsingen tussen de campussen nadelen met zich mee?

Zich verplaatsen kost uiteraard wat tijd. De Keiwijzer koos er bij opstart voor om een aantal specifieke vakken te laten doorgaan in de naburige lokalen van het Lodewijk Makeblijde College. Het was een duidelijke keuze voor samenwerking, het delen van dure infrastructuur, het efficiënt en optimaal gebruiken van vaklokalen en het beperken van nodeloze en dubbele investeringen. 

Bovendien komen de leerlingen van de eerstegraadsschool op die manier in contact met de bovenbouw vanaf het eerste jaar en kunnen ze kennismaken met en groeien naar een goeie studiekeuze en oriëntering in de toekomst. De lessen op verplaatsing worden ook steeds in blokken van 2 uur tot 4 uur georganiseerd, zodat het verkeer heen en weer tot een minimum wordt beperkt. 

Door de nauwe samenwerking tussen onze scholen groeide het idee en de metafoor van de Schoolstraat, die ondertussen volledig gerealiseerd werd. Alle scholen en campussen liggen vlak naast elkaar, waardoor de leerlingen vanuit de De Keiwijzer tot in campus 4 kunnen stappen over de eigen schooldomeinen, wat uiteraard de veiligheid ten goede komt. De Schoolstraat staat meteen ook symbool voor onze samenwerking en elkaar ontmoeten.

Hoe is de zorg georganiseerd?

Elk van onze leerlingen is het waard om voor te zorgen, ongeacht de klasgroep waarin hij/zij les volgt, ongeacht de onderwijsbehoeften die er zijn. Onze zorg begint in de klas: elke vakleerkracht is een specialist en staat klaar om de leerlingen bij de hand te nemen en stapjes vooruit te helpen zetten. Elke klasgroep heeft één of twee klasleerkrachten (het klasteam), die niet enkel aanspreekpunt zijn, maar ook de coach, de begeleider, de mentor van de klas. Het klasteam en de vakleerkrachten overleggen vaak en werken nauw samen met het zorgteam, de leerlingenbegeleiders, die waar nodig individueel aan het werk kunnen met leerlingen, occasioneel of volgens een regelmatig ritme. Het zorgteam ondersteunt de leerkrachten en zorgt voor de leerlingen tijdens de pauzes, samen met de opvoeders van De Keiwijzer. Het zorgteam overlegt wekelijks met het directieteam en tweewekelijks met het CLB.

Hoe zit het met het getuigschrift basisonderwijs?

Met de start van de modernisering kan een leerling met het getuigschrift basisonderwijs op zak niet meer vrij kiezen om zich in te schrijven in de B-stroom. Enkel wie het getuigschrift basisonderwijs niet kreeg, gaat naar 1B. Wie het wel kreeg, komt automatisch in 1A terecht.